Flirt

Mustafa Stitou

Flirt

Ik maak, sinds een maand, deel uit van amateurtheatervereniging Varkens. Ik speel een engel. Tekst heb ik niet of nauwelijks, maar het is een cruciale rol is mij verzekerd: ik ben de engel (vuur) die niet knielen wil voor Adam (aarde). Ik draag een zwarte maillot waaraan een zwart hemdje is vastgenaaid, waaraan twee zwarte vleugels zijn bevestigd, gemaakt van een ondefinieerbare stof – het doet er niet toe. Toen ik voor de staande spiegel in mijn slaapkamer het pak aan het passen was, overenthousiast, brak een van de vleugels af.

Hedenochtend heb ik het opgehaald, het gerepareerde engelenpak (bij een kleermaker in de Tijl Uilenspiegelstraat, tussen snackbar Nefertiti en de Schoenenreus). Het onzichtbare belletje rinkelde, uit de achterkamer kwam bedeesd een gehoofddoekte deerne geschoven.

Goede . . . middag . . . morgen? Middag? zei ik, nieuwsgierig naar haar stem.
Ze knikte naar een wandklok hoog achter mij.
Morgen, zei ze, iets stout.
Ik overhandigde haar het bonnetje. We keken elkaar aan, een seconde. Ze glimlachte, ik – ’t klikte! Onbevreesd voor onze ogen. Lichamen. Triomf!

Aan een rek zag ik het engelenpak hangen, naast de deuropening die naar de achterkamer leidt; de deur was eruit getild, er hing een gordijn van doforanje plastic kralen. Ik wees ernaar, ze maakte aanstalten erheen te schuiven – de overweldigende aanvechting haar te vergezellen, gearmd! toen de kleermaker opdoemde, in de deuropening, de doforanje kralensnoeren gedrapeerd over zijn verschijning.

Als een afgod. Wonderlijke afgod. Ik zag dat hij mij opnam. Met een mengeling van minachting en teleurstelling woog hij mij. Paniek ja! Geleidelijk raakte ik in paniek.
Het meisje haalde het engelenpak van de kleerhanger, keerde ermee terug en vlijde het neer op de toonbank. Met neergeslagen ogen ja! Trefzeker alsof ze het vaker deed, vouwde ze het op, de vleugels als mouwen naar binnen, en schoof het pak in een grote Blokkertas. Maken dat ik wegkom! Bruusk greep ik de tas, op het punt op de vlucht te slaan – maar het was te laat. De afgod stond al achter mij, legde zijn hand op mijn schouder, wenkte naar een bord hoog boven het meisje, en toen zag ik het, roodomzoomd, het bord: Verboden met mijn dochter te flirten.




Afstudeerproject

Ze heeft eigenlijk geen zin vannacht,
mijn joodse verloofde
wendt zich van mij af
abrupt, knipt het licht aan.

In de lichtvlek rond het matras
tussen onze afgetrapte kleren
slingeren verhalen van Primo Levi
Schwarz’ Imagining the Holocaust
en Spreektralie van Celan.

Natuurlijk, niet altijd hebben beiden zin.
Bovendien, de as van onze liefde
is onze liefde voor het conceptuele,
voor God de Klokkenmaker spelen.

– De aap komt uit de mouw:
het gaat niet goed met
het afstudeerproject,
mijn verloofde zit vast.

Ik breng haar tot bedaren,
vertel haar van een gedicht dat ik geschreven heb,
‘Openbaringen, anekdoten’ en dat ze misschien
het onzegbare met het banale – het onverenigbare –

in een vlaag raap ik Spreektralie op,
zoek ‘Dodenfuga’ en mijn ogen haken
zich aan de slotregels vast
je goudblonde haar Margarete

je asgrauwe haar Sulamith
Goudblond, asgrauw, goudblonde,
asgrauwe pruiken, waarom
doe je dáár niet iets mee? Ze zwijgt. Peinst. En in dit zwijgen

neig ik mijn mond naar de hare maar
ze schiet weg, alsof ze zich iets herinnert,
een inval, weg is ze naar haar ateliertje,
zonder een woord.

In het holst van de nacht
komt de aap uit de mouw.
Ik knip het licht uit, gekrenkt, op mijn ziel getrapt.
Naar haar vlees kan ik fluiten!




Niet samen scheiden we licht en donker



*

je vertelt een man mijn vingertoppen zacht
tegen je slapen ik spreid mijn hand uit al is het
nergens voor nodig omvat je schedel een man
voor de dood op de vlucht vergeefs verborg
zich in de maag van een dood paard in de
veronderstelling de dood is hier reeds geweest
 


*

dit is geen zang ik ben je secretaris
vertaal feiten waak over je belangen
zeg de zin van gezichtloosheid is gelijkheid
een nummer ben je in een systeem als iedereen
niemand mag heilig zijn niemand
daarom hebben we het hier goed 



*

er is geen ontkomen
aan de dood zelfs niet
in de maag van een dood paard
 


*

je hart weer gefilmd je bloed geïnspecteerd
darmen gefotografeerd je pijnen een raadsel
maar we zijn een team samen drijven we artsen
tot wanhoop



*

voor honger en vernedering gevlucht
op spierkracht geselecteerd en op gebit
maar voor ouderdom geen talent
gelijk je generatiegenoten en geen
geschiedschrijver die naar jullie geschiedenissen
taalt uitstervend anoniem zootje
analfabete avonturiers



*

flakkert je toorn op schieten je kleinkinderen in de lach



*

gewillige slavenarbeiders stapelden
stenen op hielden ovens brandend
veegden de balzalen schoon



*

en geen ontkomen aan de dood
zelfs niet in de maag van een dood paard
 


*

heiligen vrouwen dochteren maar snoeren ze de mond
worstelen niet met de god maar knielen uit gewoonte
wedden heimelijk op rijkdom gelijk de koopmannen
tegen wie jullie profeet profeteerde jullie baarden
hordes ontheemde hedonisten vergeef me ik ben maar
je kapper omvat met mijn hand je schedel je asgrijs haar
ik ben je secretaris zeg dit als je secretaris het is niets
 


*

er zijn mannen
mannen van vuur zij brengen
zonen voort van vuur en er zijn mannen
al wat zij voortbrengen is as
ik heb een zoon voortgebracht van as
 
en ik schamperde binnensmonds
je god vergat een deugd
het hebben van een hobby



*

je vader de vreeswekkende
toen je kind was stierf hij
en je moeder toen je kind was stierf zij
en je broers
kinderen van een andere moeder
ze haatten je ze zijn niet meer in leven
op een gek na staat de ganse dag in de zon te stoven
een spade over zijn schouder
 
wat is dat voor god die je niet gebiedt
je wonden onder woorden te brengen
 
de ander te zien



*

de gulzigheid waarmee jij spaart
die maniakale zuinigheid drie
pantalons een paar schoenen per decennium
wat vrees je bezweer je vertel me zie mij toch



*

ik ben je secretaris vergeef me ik zeg dit als je secretaris
we zijn een team ik knip je haar verzorg je voeten
samen drijven we artsen tot wanhoop je schedel
in mijn hand je asgrijs haar ik zeg dit
als je secretaris het is niets



*

de wijze waarop jij op foto’s staat
waarom jank ik als ik je zo zie
ongenaakbaar
verstard
 


*

en geen ontkomen aan de dood zelfs niet
in de maag van een dood paard maar
wat is dat voor god
die je geen hobby gunt
 


*

de kilte waarop ze bij mij stuit mijn huidige geliefde
de pit van leegte waaromheen ik praat en praat
wijt ze aan jouw afwezigheid de leegte het is
dat je het weet ik zeg het maar even
zeg dit als je secretaris
 


*

we zijn een team drijven
artsen tot wanhoop een team
maar in mijn helledromen
wend jij je van me af
je wendt je van mij af


 
*

niet samen
scheiden we licht
en donker
niet samen
licht en donker



*

en vergeef me want ik ben onschuldig
en ik vergeef je want je bent onschuldig
ik zeg het maar even het is niets



*

je wendt je van mij af
in mijn helledromen
we zijn een team maar
niet samen scheiden wij
licht en donker
niet samen licht
en donker



*

een man wilde het land der sterfelijken ontvluchten
verborg zich in de maag van een dood paard
dacht de dood is hier reeds geweest deze man
dit fabeltje amuseert je
je zegt ik keer terug want daar is het praktischer sterven
en begraven worden en ook ik ben geen liefhebber van
klaagzangen ik ben je kapper je secretaris verzorger van je voeten




Affirmaties

Ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

niet langer vrees ik uw toorn vader ik vrees niet
langer uw toorn vader uw toorn is natuurtroebel

het verborgene is het verborgene niet vader
het is de schittering over dieren mensen dingen
dus waarom knielend bidden
wanneer ikzelf het gebed ben?

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

nietzsche treurde om wat hij vernielde en werd waanzinnig
darwin werd een machine op zijn oude dag ik heb
een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst ik kan
stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond

vaarwel dwaalleraren van weleer ik kweek een buik
waarop ik morgen tatoeëer een korinthiërs dertien
uitnemendheid der liefde vers vier vijf zes en zeven
 
ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

uit de wereld kan ik niet vallen altijd raapt mijn
vreemde moeder mij op
 
kijk ik in de ogen van mijn joodse verloofde
fladderen er vlinders in en uit mijn mond
 
ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond
 
ik kan stoppen met roken het is geen fiasco
troosteloos als libische staatstelevisie

het is geen fiasco ik ben een biologisch feit
maar ik kan masturberen
masturberen uit nostalgie en ik teken
zoals ik tekende zeven winters oud

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond

eens zal ik wegrukken ja
het doekje van het hoofd
van mijn vreemde moeder
altijd raapt zij mij op

ik kan stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben niet dik niet klein niet rond

het is geen fiasco dat ik eindig lichaam ben
vanmiddag zag ik in de tram
een kind
met een romeinsekeizerkop

vaarwel dwaalleraren van weleer het is geen fiasco
ik heb een zachte pik zat liefde in mijn kippenborst

zat
liefde

ik kan stoppen met stoppen met roken en ook als het niet lukt
ik hou van mezelf ik ben dik
ik ben klein
ik ben rond



Two Half Faces, from which these poems are taken, will be released in Fall 2020 by Deep Vellum / Phoneme Media.