uit: Kalfvlies

Marieke Lucas Rijneveld

ALS HET JE OVERKOMT

Hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden, trillend op de
bedrand je koude handen als rauwe sukadelappen op je ogen, haar hand

tot halve sinaasappel gevormd die zwaar op je knie drukt, heen en weer
beweegt om alles uit te persen wat je is overkomen maar vergeet niet de snelheid

van het praten, zonder pauzes blijft alles vacuüm, heeft verdriet weinig kans
ertussen te komen. Begin alsjeblieft over wijn denk je nog, over hoe de kinderen

opgroeien en al die klaprozen roekeloos openspringen maar haar hoofd is al
tijden een autocue, je weet wat je moet zeggen om haar gerust te stellen:

mooi weer spelen heeft meer met regen te maken en het regent alsof we de zon
ooit bedacht hebben. Je loopt rondjes door de slaapkamer om je gedachten als een

armband in elkaar te kunnen klikken, wast je handen keer op keer en kijkt ernaar om
de zuiverheid te testen, het lichaam sissend als een verroeste barbecue.

Ze zegt dat er glazen en een wijnfles in het nachtkastje staan, nog van de vorige keer
dat je bevend en al dat bloed. Na twee glazen valt ze uit, krimp je ineen onder de lakens

als het schaap onder je autobanden, denk je aan alles wat ooit sneuvelde en een klap
met zich meebracht, je draagt dat met je mee tot je hart in een graf verandert, je hoofd

als een granieten steen erbovenop, eindelijk tot rust gekomen huil je wijn totdat het
niet meer om het schaap gaat maar om wie de bestuurder troost, jij arme, dwaze hond.





MURMURATION

Na een maand wist ik hoe het klonk wanneer je nadacht: als het suizen van
verwarmingsbuizen, het trage gloeien van je wangen voordat de warmte van
je peinzen mij zou bereiken. In het begin plaatsen we elkaars blikken zoals we
de meubels hadden neergezet op plekken waar we stilte zouden
verwachten in gesprekken of bij de ontbijttafel in de hoek waar we mochten
twijfelen en hoe je dit later met elkaar deelt zonder dat het de sfeer van een
spreekbeurt heeft: ik wil het graag hebben over de spreeuw zeg ik
iedere avond tegen beter weten in omdat spreeuwen gemakkelijk

samenvallen en weer uiteen zonder tegen elkaar op te vliegen, liefde is een
theatervogel, luchtacrobatiek zei mijn vader eens die na zijn pensioen
alleen nog naar boven keek: voor de vogels en voor een glimp van God.

Mijn zweethanden verborg ik onder het tafelblad, als mijn vingers vleugels
waren geweest dan zat mijn oksel vast tussen mijn duim en wijsvinger, ik
beweeg ze als snavels, een lichaam heeft vele uitwegen om maar geen
lichaam te hoeven zijn. We verplaatsen naar de bank om ruimte te
maken voor vragen, alleen daar is plek voor opluchting zien we het voor
ons hoe onze gedachten spreeuwenwolken veroorzaken, ze maken
duikvluchten en vormen die we niet kunnen uitdrukken, zoals gewoonlijk

vraag je hoeveel vogels een zwerm maken en hoeveel handelingen nodig
zijn om ons als geliefden te versmelten, wanneer je mijn blik zo kan
plaatsen dat het als een schilderij hangt waar je veel op ziet maar nooit alles,
dat is de kunst van het liefhebben. Het matras is daar waar praten overbodig
is en stilte bij inbegrepen zit net als liefkozingen maar zodra de koude vloer mijn
voeten raakt zoek ik weer naar hoe ik je moet plaatsen in een huis waar alles
onbewogen blijft als wij ons niet verplaatsen, alleen het ruisen van onze
hoofden maakt dat we samenvallen zonder dat we dichterbij komen.

Een spreukbeurt is een voordracht over een onderwerp waarvan je zoveel
weet dat je geen vrije val kunt maken, waarbij je stembanden niet veranderen
als het verenkleed van de spreeuw aan het eind van de zomer als hij heimwee
krijgt, alleen maar overvliegen van de inleiding naar het dankwoord, slaap zacht

mijn lief daar in de verte van mijn zicht, als ik niet beter zou weten zou mijn hoofd
een uitkijktoren zijn, zonder dat je het doorhebt zie ik alles wat in je woedt.





HOL GENOEG OM EEN ECHO TE VERBERGEN

We mochten geen vragen stellen maar wel antwoorden bedenken, mama huilde
veel in de tijd dat we nog geen meter waren en ze ons leerde dat de dood een echo
had die nasuisde tot ver in je trommelvliezen, vergat steeds om mijn koude
handen in mijn broekzakken te steken, ze niet tot vuist te maken maar plat

zoals ik ze op de glasplaat van de kist van mijn broer liet vallen als twee
vochtige zeesterren, de zee zich ineens boven onze hoofden bevond
iemand had de vloer weggeschoven en niet meer teruggelegd zei opa die
mijn angsten tot duiven vormde: om ze tam te maken

moest ik ze van kop naar staart aaien en één keer in de week loslaten in
het weiland achter de stal, toekijken hoe ze wegvlogen maar in de nacht tikten ze
weer met hun snavels tegen het slaapkamerraam, belde hij in paniek de loodgieter
uit de straat omdat er gaten in zijn kleinkinderen zaten, ze lekten liters tranen.

Troosten was toen nog als inparkeren, het is meten en weten en toch schat je het
vaak te krap in, blijf je zoeken naar de juiste plaats, een omhelzing heeft soms
ook meerdere rondjes om elkaar heen nodig. Op tafel stonden theeglazen
gevuld met jenever, vreemde wijsvingers roerden door ijsklontjes er klonk vrolijk

gerinkel terwijl de dood nog een klap moest maken zoals antwoorden een paar
seconden de tijd nodig hebben om te landen in hoofden van publiek, waren
wij hier het publiek of hadden we andermans broekzakken nodig om de warmte van
een lichaam te voelen, ik pakte een wijsvinger en opende mijn mond, roer maar dacht

ik nog laten we doen alsof we elkaar beet willen pakken maar we steeds van elkaar
wegglippen, terugtrekken betekende dat de klap niet bij iedereen hetzelfde
binnenkwam, zij niet hol genoeg waren om een echo te verbergen.

Naast de dominee stond de tandarts, de enige man in ons leven die oog had
voor alles wat we voor onze kiezen kregen en begreep dat 's nachts onze oren in
zeeschelpen veranderden waarin we niet de zee hoorden suizen maar de dood
broer steeds weer in ons hart naar boven kwam gedreven.





 

LATEN WE ELKAAR AAIEN

We beginnen gewoon met dichterbij komen, persen de lucht langzaam weg
tussen onze lichamen als weckpotten met zomergroente die zich vacuüm zuigen
langer houdbaar begint altijd met het aanbrengen van een etiket

ga dan door je knieën, plant mijn hand op je haren, wrijf heen en weer
een omgekeerde manier van zwaaien totdat je lokken kleverig worden.

We kennen mensen die zelfs voor zwaaien te ver van elkaar af staan
waar het wegwuiven een vorm van ademhalen is geworden, de lucht moet
altijd schoon verklaard zijn voordat ze verder kunnen: dit mag ons niet gebeuren.

Negen was je toen je zei dat je als de badkuip was, iets wat altijd een ander nodig
zou hebben om zichzelf te vullen, ik liet het water lopen en je toonde mij waar
het gat zich bevond, hoe het bovenin was begonnen, daarna gevallen

een konijn werd in een museumfilmpje in de diepte gegooid, om te kijken welke
dieren net als katten op hun pootjes terechtkomen, nee, het raakte de grond
leek even één te worden met de structuur van de vloer tot het opveerde
dit noemden ze kunst maar jij schreeuwde: raak me hier aan, nu

want ik was toch de man uit wie je was samengesmolten als een weckpot
die openbarstte door te veel aan warmte, die de gaten zou kennen als
kruipruimtes in een uitgehold brood.

Ik laat je zo lang dwalen, steeds opnieuw het bad vullen tot op een dag je huid
het water niet meer opneemt, in iedere plooi een schaduw komt die je vreemd is.

Kom toon je nu niet zo naakt, dit vlees is mij vanaf de geboorte al vreemd geweest
maar laat me je wel aaien, dat hoort erbij zeggen ze, het mag.





Het ligt niet aan jou maar aan het huis

Ik denk aan deuren die harder dichtvallen als iemand voor het laatst
het huis verlaat, aan hoeken van kamers die eigenlijk oksels zijn en
angstzweet verspreiden, lekkages. Er hangt geen ongemakkelijke sfeer,
het zijn de ramen die bibberen als iemand weggaat

Zoals verdriet vergelijkbaar is met het vuilnis buitenzetten
niemand zie je het doen en toch staat het op maandagochtend aan de straat
sommige dingen doe je alleen in bed als de nacht in een zeil verandert
waar sterren vanaf tuimelen, op het dak vallen als knalerwten.

In de verte staan twee fabrieken met elkaar te roken
toen de deur achter je dichtviel, heb ik uit het raam gehangen
zij stonden daar veilig onder het afdak van wat grijze wolken

en ik riep je na terwijl zij de volgende opstaken, het over ons hadden
rokers staan zelf eeuwig in de mist, kijken daarom altijd naar de ander
dus schreeuwde ik naar je waardoor het behang zich losrukte van de muren
want we bellen ook al knippen ze de lijnen door als navelstrengen

sturen brieven met parfum en inktvlekken als tegenstellingen
om te verdoezelen dat we misschien wel te veel van elkaar houden
gooien flessenpost met gedachten en zorgen om ons hoofden
boven water te houden. Zetten het huis op een ansichtkaart.